Eten in je lichaam
Start
Suggestie 1
Hoe werkt het gebit? De tanden en kiezen in jouw mond maken het eten klein en vochtig. Met dit proefje ga je dit nadoen. Prak een boterham met beleg helemaal samen. Doe er wat water bij. Wat gebeurt er met het eten? Wat heb je nodig: - Een vork - Een bord - Brood - Beleg - Water |
Suggestie 2
Hoe werkt je slokdarm? In je slokdarm zitten spieren. Die spieren duwen jouw eten langzaam naar je maag. Scheur het papier en maar er proppen van. Probeer de proppen door de pantykous te duwen. Wat heb je nodig: - Pantykous - Vellen papier |
Suggestie 3
Hoe werkt je maag? In je maag zit zuur. Dat maagzuur lost je eten op. Dat doe je na met een krijtje in azijn. Vul een glas met azijn. Doe er een krijtje bij in. Wat gebeurt er? Pak nu een ander glas en vul deze weer met azijn. Nu maak je poeder van het krijtje. Doe het poeder in het glas met azijn. Wat gebeurt er? Wat heb je nodig: - 2 Glazen - Krijtjes - Azijn |
Suggestie 4
Hoe werken je darmen? In je darmen zijn de voedseldeeltjes heel klein. Zo klein dat ze door de darmwand naar het bloed gaan. Je gaat fijngemaakte boterhammen door een zeef persen. Wat heb je nodig: - Brood - Water - Vork - 2 Borden - Zeef |
Verkennen
Suggestie 1
De leerlingen zoveel mogelijk woorden op laten schrijven die in ze opkomen. Dit doe je gedurende 4 minuten. Als de vier minuten voorbij zijn, dan de leerlingen laten vertellen wat ze hebben opgeschreven. De belangrijke dingen die vertelt worden opschrijven op het bord. Suggestie 3
Woordweb maken met de woorden die gaan over eten in je lichaam. In het midden schrijven de leerlingen de woorden: eten in je lichaam. Laat de leerlingen in tweetallen woorden op schrijven die hierover gaan. |
Suggestie 2
De leerlingen gaan het werkblad van de denkdruppels invullen. Hiervan is de bedoeling dat de leerlingen in de druppels woorden gaan opschrijven die te maken hebben met het onderwerp. Als ze dat gedaan hebben dan gaan ze hun onderzoeksonderwerp in de paraplu schrijven. |
Plan maken
Suggestie 1
Onderzoekvragen maken aan de hand van de dobbelsteen. De leerlingen dobbelen met een normale dobbelsteen, de cijfers van de dobbelsteen zijn gekoppeld aan een woord. Dit woord is het begin van een onderzoeksvraag. Suggestie 3
De leerlingen gaan aan de hand van het route schema hun onderzoek opzetten. Ze vullen in het schema alle stappen in die ze gaan zetten om tot het resultaat te komen. |
Suggestie 2
De leerlingen gaan onderzoeksvragen maken aan de hand van een blad waarop in het midden je het onderwerp kunt schrijven. Daarom heen staan de woorden: wie, wat, waar, waarom, wanneer, hoe, kan en zou. Bij deze woorden moeten de leerlingen vragen bedenken. Suggestie 4
De leerlingen gaan het wetenschappelijk onderzoeksblad invullen. Hierbij komen de volgende vragen aanbod. Wat is het onderwerp? Wat ga ik onderzoeken? Wat is de onderzoeksvraag? Wat zal volgens mij het antwoord zijn op de onderzoeksvraag? Bij wie of waar ga ik het onderzoek uitvoeren? Hoe ga ik het onderzoek aanpakken? |
Plan uitvoeren
Suggestie 1
De leerlingen maken een poster of muurkrant van hun onderzoek. Hierbij is belangrijk dat de leerlingen antwoord zoeken en geven op hun onderzoeksvraag. Deze posters kun je achterin de klas hangen zodat ze hem kunnen bekijken. Suggestie 3
De leerlingen gaan een glogster maken over hun onderwerp. Een glogster is een poster presentatie. De leerlingen maken digitaal een poster over hun onderdeel. |
Suggestie 2
De leerlingen kunnen een prezi presentatie maken van hun onderwerp. Waarbij ze duidelijk aangeven wat hun onderzoeksvraag is en daar ook antwoord op geven. Ze presenteren dan aan de rest van de klas hun onderzoek. Suggestie 4
De leerlingen maken een strip van de weg van eten in hun lichaam. Waar begint het eten en langs welke weg gaat het eten dat je binnenkrijgt. De leerlingen onderzoeken een onderdeel van de vertering van eten. Bijvoorbeeld gebit, slokdarm, maag en darmen. |
Concluderen
Suggestie 1
De leerlingen krijgen allemaal een memoblaadje van de leerkracht. Daarmee moeten ze naar een ander groepje toe lopen en bekijken het product van dat groepje. De leerlingen schrijven op dat blaadje een tip en top op. Suggestie 3
Je gaat samen met de kinderen de nakaart van de vuist van vijf doen. Je laat de leerlingen die samen hebben gewerkt in een groepje weer bij elkaar zitten. Een leerling breng een stelling in het groepje, de rest van het groepje maakt duidelijk met het aantal vingers of ze het ermee eens zijn of niet. |
Suggestie 2
Deel de leerlingen allemaal een half A4'tje uit. Hierop gaan ze een ansichtkaart schrijven aan de meester of juf. Hierop schrijven de leerlingen wat ze gedaan hebben en waarom anderen het ook zouden moeten doen. Suggestie 4
Memorie spelen over de samenwerking binnen het groepje. De leerlingen geven zichzelf en elkaar complimenten over het samenwerken. |
Presenteren
Suggestie 1
De leerlingen komen in groepjes een voor een naar voren om hun poster te presenteren. Ze vertellen wat de onderzoeksvraag is, wat ze als antwoorden hebben gevonden en hoe de samenwerking is verlopen. Suggestie 3
De leerlingen laten aan de rest van de klas hun glogster zien. Hierbij vertellen ze erbij wat ze aan informatie hebben gevonden. Ook vertellen ze hoe de samenwerking is verlopen binnen het groepje. |
Suggestie 2
De leerlingen presenteren aan de hand van hun prezi wat ze hebben gevonden aan informatie. Ze vertellen veel informatie aan hun medeklasgenoten over hun eigen onderzoek. Suggestie 4
De leerlingen laten de rest van de klas om de beurt hun strip zien die de hebben gemaakt. Hierbij vertellen ze wat ze hebben onderzocht en hoe ze tot het antwoord zijn gekomen. |
Verdiepen
Suggestie 1
Laat de leerlingen onderstaand filmpje zien over de werking van de organen die te maken hebben met de spijsvertering. |
Suggestie 2
De leerlingen op het digibord of in het echt een mens laten zien. Daarmee de delen van het lichaam benoemen. Zodat de leerlingen een beeld krijgen van waar de darmen, maag etc. zitten. |