kernenergie
Start
Suggestie 1
Laat op het digibord het krantenartikel zien aan de leerlingen. De leerlingen lezen het artikel door. En schrijven op een blaadje wat ze ervan vinden. Suggestie 3
Kernenergie nabootsen in de klas. Door in de klas een pan/waterkoker neer te zetten waarbij het water kookt. Bij de uitgang van de waterkoker houdt je een rad die gaat draaien bij de warme lucht. Aan de rad kun je eventueel een lampje vastkoppelen. Dit lampje gaat branden als het rad gaat draaien. De leerlingen kijken hiernaar en schrijven op wat ze denken dat de vergelijkingen zijn met kernenerge. |
Suggestie 2
Laat de leerlingen onderstaand filmpje zien over kernenergie. Het filmpje gaat over de kerncentrale in Japan. In 2011 is daar een aardbeving geweest. Door de aardbeving is de kerncentrale in Japan beschadigd. Begin bij 7.26 en eindig bij 19.45. http://www.schooltv.nl/video/schooltv-weekjournaal-kernenergie-nederland-schoon/#q=kernenergie%20 Suggestie 4
De leerlingen zien op het plaatje hieronder een atoombom. Laat de leerlingen hiernaar kijken en laat ze opschrijven wat ze denken wat dit te maken heeft met kernenergie. |
Verkennen
Suggestie 1
De leerkracht verzamelt verschillende blaadjes met daarop woorden of plaatjes over kernenergie. Ook zitten er blaadjes tussen die niet met kernenergie te maken hebben. De leerkracht maakt van de blaadjes een sneeuwbal en gooit deze naar een leerling. De leerling leest voor wat erop staat en beargumenteerd waarom dit woord/plaatje wel of juist niet bij kernenergie hoort. Daarna gooit de leerkracht een ander blaadje naar een andere leerling. Suggestie 3
De leerlingen gaan een placemat invullen. In het midden komt het onderwerp te staan. Daar buiten krijgt iedere leerling van het groepje een stukje waar hij/zij zoveel mogelijk op gaat schrijven wat er in ze opkomen als ze denken aan kernenergie. |
Suggestie 2
De leerkracht deelt de leerlingen blaadjes met foto's uit over kernenergie. Ook krijgen de leerlingen bronnen over kernenergie. De leerlingen gaan in groepjes kijken wat ze al weten en wat ze nog meer zouden willen weten over kernenergie. Daarbij vullen ze het blaadje in over de bron. Suggestie 4
De leerlingen worden in tweetallen verdeeld. De tweetallen moeten samen een stelling bedenken over het onderwerp waar ze onderzoek naar hebben gedaan. Deze stellingen komen bij de leerkracht in een grote bak terecht. De leerkracht geeft iedere leerling een rood en een groen blaadje. De leerkracht trekt telkens een stelling uit de bak. De leerlingen moeten aangeven met rood of groen of het waar of niet waar is. Als het niet duidelijk is dan kunnen degene die de stelling hebben bedacht hierop antwoord geven. Na elke stelling vraagt de leerkracht sommige leerlingen hun antwoord toe te lichten. |
Plan maken
Suggestie 1
De leerlingen krijgen van de leerkracht een blad met tekstballonnen. Bij het onderwerp zetten de leerlingen neer wat het onderwerp is. In de tekstballonnen zet iedere leerling voor zichzelf neer wat die wil onderzoeken over het onderwerp. Uiteindelijk komt onder het onderwerp te staan waar ze met z'n allen onderzoek naar gaan doen. Suggestie 3
De leerlingen gaan onderzoeksvragen maken aan de hand van een vragenblad waarop in het midden je het onderwerp kunt schrijven. Daarom heen staan de woorden: wie, wat, waar, waarom, wanneer, hoe, kan en zou. Bij deze woorden moeten de leerlingen vragen bedenken. |
Suggestie 2
De leerlingen gaan aan de hand van de dobbelsteen vragen maken. Ze dobbelen met een normale dobbelsteen. De cijfers van de dobbelsteen zijn gekoppeld aan een woord. Dit woord is het begin van de onderzoeksvraag. Zo maken de leerlingen elke keer dat ze dobbelen een nieuwe onderzoeksvraag. Uiteindelijk kiezen ze er eentje uit die ze echt willen onderzoeken. Suggestie 4
De leerlingen gaan het wetenschappelijk onderzoeksvragenblad invullen. Hierbij komen de volgende vragen aanbod. Wat is het onderwerp? Wat ga ik onderzoeken? Wat is de onderzoeksvraag? Wat zal volgens mij het antwoord zijn op de onderzoeksvraag? Bij wie of waar ga ik het onderzoek uitvoeren? Hoe ga ik het onderzoek aanpakken? |
Plan uitvoeren
Suggestie 1
De leerkracht legt een stelling voor aan de leerlingen. De leerlingen gaan hier in de groep over discussiëren. De leerlingen worden opgedeeld in 6 kleuren. -Wit: geeft de feiten aan. -Groen: Creatieve oplossingen. -Geel: Voordelen van de stelling. -Zwart: Nadelen van de stelling. -Rood: Eventuele gevoelens die erbij komen kijken. -Blauw: benoemt telkens de conclusies. De leerlingen gaan eerst een tijdje ideeën en argumenten opzoeken over hun onderdeel. Dit doen ze dus in ongeveer viertallen. Bijvoorbeeld alle gele gaan samen naar argumenten zoeken. Suggestie 3
De leerkracht vertelt de leerlingen dat ze in groepjes een verhaal moeten schrijven gebaseerd op de werkelijkheid. Dus een waar gebeurt verhaal. Hiervoor mogen ze op internet informatie opzoeken over het onderwerp. Daarnaast bedenken de leerlingen nog twee verhalen die niet waar zijn. De leerkracht geeft aan dat ze het zo moeilijk mogelijk moeten maken voor hun klasgenoten. |
Suggestie 2
De leerkracht vertelt dat de leerlingen in groepjes een product gaan ontwerpen. De leerkracht vertelt dat de leerlingen eerst op papier het product gaan ontwerpen. Dit doen ze aan de hand van een aantal vragen: Wat is het probleem of de behoefte? Aan welke eisen moet het product voldoen? Welke eigenschappen hebben materialen? Welke constructie, bewegings- of sturingsprincipes zijn voor dit product toepasbaar? De groepjes maken verschillende ontwerpen. Ze kiezen het ontwerp dat volgens hen het best werkt. Daarna werken de leerlingen het product uit. Ze bedenken hiervoor: Hoe ga ik het aanpakken? In welke volgorde doe ik het een en ander? Welke materialen ga ik daadwerkelijk gebruiken? Suggestie 4
De leerlingen kunnen een prezi presentatie maken van hun onderwerp. Waarbij ze duidelijk aangeven wat hun onderzoeksvraag is en daar ook antwoord op geven. Ze presenteren dan aan de rest van de klas hun onderzoek. |
Concluderen
Suggestie 1
De leerlingen krijgen van de leerkracht in groepjes een tabel van 6 bij 6 vakjes. In de vakjes gaan de leerlingen woorden opschrijven die ze zijn tegen gekomen tijdens het onderzoek. Eventueel kan de leerkracht verplichten bepaalde woorden sowieso op te moeten schrijven. Daarna krijgen de leerlingen 2 dobbelstenen per groepje. Ze dobbelen 2 keer. De eerste dobbelsteen geeft aan hoeveel stappen naar rechts, de tweede dobbelsteen geeft aan hoeveel stappen naar boven. De eerste keer geeft een woord aan. En de tweede keer geeft een woord aan. Bij deze woorden moeten de leerlingen verbanden gaan leggen. Wat hebben de twee woorden met elkaar te maken? Suggestie 3
De leerlingen krijgen allemaal een memoblaadje van de leerkracht. Daarmee moeten ze naar een ander groepje toe lopen en bekijken het product van dat groepje. De leerlingen schrijven op dat blaadje een tip en top op. |
Suggestie 2
De leerkracht geeft de leerlingen de opdracht om iets te tekenen wat met het thema te maken heeft. Dit kan onder andere te maken hebben met de werking of het uiterlijk van het onderzoek. Het is belangrijk dat de leerkracht nog geen duidelijk voorbeeld geeft van wat ze moeten tekenen. Zo komt het echt uit de leerlingen zelf. Suggestie 4
De leerlingen gaan een placemat invullen. In het midden komt het onderwerp te staan. Daar buiten krijgt iedere leerling van het groepje een stukje waar hij/zij zoveel mogelijk op gaat schrijven wat hij of zij heeft geleerd deze les. Daarna bedenken ze met z'n allen wat ze nog zouden willen leren over kernenergie. Dit schrijven ze op in het midden. |
Presenteren
Suggestie 1
De leerlingen hebben argumenten opgezocht over de stelling van suggestie 1 bij plan uitvoeren. Nu gaan de leerlingen hierover in discussie met elkaar. De leerkracht moet hierbij opletten dat de leerlingen elkaar laten uitspreken. Suggestie 3
De leerlingen lezen de verhalen voor aan de rest van de klas. De rest van de klas moet bedenken of het een waargebeurd verhaal is of niet. Hiervoor moeten ze een verklaring geven. Dus waarom zou het niet waargebeurd kunnen zijn? |
Suggestie 2
De leerlingen presenteren hun eigen gemaakte product aan de rest van de klas. De leerlingen vertellen in welke stappen ze het gemaakt hebben. Ze vetellen welke moeilijkheden ze tegen zijn gekomen en hoe het samenwerken is verlopen. Suggestie 4
De leerlingen presenteren voorin in de klas hun onderzoek. Ze vertellen wat ze hebben gevonden en wat het antwoord is op hun onderzoeksvraag. Daarna vertellen ze nog leuke weetjes over het onderwerp. Ze vertellen hoe de samenwerking is verlopen en wat ze de volgende keer anders zouden doen om tot een beter resultaat te komen. |
Verdiepen
Suggestie 1
De leerkracht laat het diamond ranking sjabloon zien en legt uit waarom het zo gevormd is. De leerkracht geeft de leerlingen in groepjes 9 kernwoorden die passen bij het thema. De leerlingen moeten eerst individueel de woorden in het diamond ranking sjabloon invullen. Daarna gaan ze met hun groepje hierover overleggen. Ten slotte wordt klassikaal besproken wat de verschillen zijn en waardoor deze verschillen ontstaan. |
Suggestie 2
De leerkracht verzamelt verschillende blaadjes. Op elk blaadje stat een woord of plaatje die bij het thema hoort of juist niet. Deze blaadjes worden verfrommeld tot een sneeuwbal. Iedere leerling krijgt een sneeuwbal aangegooid. De leerling opent de sneeuwbal en kijkt wat er op staat. De leerkracht geeft enkele leerlingen een beurt, zij benoemen wat er op het blaadje staat en of deze bij het thema hoort. De leerling moet hierbij benoemen waarom wel of niet. |